category_news
Welke genen zorgen voor de blaar bij blaarkoprunderen?
De unieke eigenschappen van het Groninger Blaarkop-runderras kunnen helpen om de gevoeligheid op oogkanker te verminderen. Een recente studie heeft kandidaatgenen ontdekt voor dit fenotype. Deze kennis kan helpen bij het voorkomen van oogziekten bij runderen over de hele wereld.
Onderzoekers van Wageningen University & Research en andere onderzoeksinstellingen werken samen aan het identificeren van het genoom van inheemse runderrassen, zoals de Groninger blaarkop. De blaarkop is een bijzonder Nederlands ras, omdat de pigmentatie ('blaren') rond de ogen bescherming biedt tegen oogkanker.
Traditionele inheemse rassen zijn een belangrijke bron van genetische variatie die is aangepast aan de lokale omgeving. Ze kunnen genetische varianten herbergen die uniek zijn voor het ras vanwege het productiesysteem en de aanpassing aan het ecosysteem. Een ander voorbeeld is specifieke weerstand tegen (lokale) ziekten of toekomstige klimaatveranderingen.
Genen identificeren
In een recent gepubliceerde studie in PLoS ONE is er gekeken naar verschillen tussen de Groninger Blaarkop en andere Nederlandse runderrassen. De uiteindelijke focus van het onderzoek lag op de identificatie van (kandidaat-) genen die verantwoordelijk zijn voor de vachtkleur en vooral de gekleurde blaren rondom de ogen.
De bevindingen dragen bij aan de karakterisering van de genetische achtergrond van de Groninger Blaarkop en bieden inzicht voor verder onderzoek naar de verschillende fenotypes. Daarbij wordt ook gekeken naar de biologische routes en oorzakelijke mutaties die de huidpigmentatie en ‘oogbeschermende’ vlekken beïnvloeden.
Een gedetailleerde analyse van de genomische structuur van die inheemse rassen kan bijdragen aan het identificeren van genen en varianten met een significante impact op deze veranderingen. In de toekomst kan deze informatie worden gebruikt om rasspecifieke fokprogramma's te optimaliseren.
Financiering
Deze studie maakt deel uit van het OPTIBOV-project, dat wordt gefinancierd binnen het programma Long-term EU-Africa research and innovation Partnership on food and nutrition security and sustainable Agriculture (LEAP-Agri).